Achter het vervallen winkelcentrum lopen we de trap op naar de Studi Medici, het medisch centrum van ons dorp. We worden ingehaald door een in leren broek gehulde jonge vrouw met lange zwarte haren. Ze rent de trap op alsof haar leven ervan afhangt. Als we boven via de witte hal door de glazen deur lopen, staat ze ons al tegemoet te hijgen achter de ontvangstbalie.
‘Buongiorno.’ Het komt er grieperig uit, en haar ogen zijn dik van het snot dat overduidelijk bezit heeft genomen van haar mooie hoofdje.
‘Buongiorno,’ zeg ik en ik laat haar mijn afsprakenkaartje zien. Ik ben hier voor een medische keuring, die verplicht is als je lid wilt worden van een sportschool in Italië.
‘We hebben geprobeerd u te bellen,’ zegt het meisje moeizaam, en ze pauzeert om even langdurig en luidruchtig haar neus te snuiten. ‘We wisten namelijk niet of u zou komen.’
Dat weet je hier blijkbaar nooit. Aan de ene kant is dat lastig, want degene waar je mee afspreekt is bijna nooit op tijd. Aan de andere kant haalt het een hoop stress uit het dagelijks bestaan, want zelf hoef je je ook niet druk te maken als je met je scooter in de file staat. Het komt morgen wel. En anders volgende week.
‘Ik ben er dus.’
En stipt om half elf natuurlijk, amateur-Romeinen die we zijn.
‘Ik zal dokter Maurizio even bellen. Hij is weggegaan.’ Ze toetst een nummer in en ratelt sniffend wat in de telefoon. ‘Cinque minuti,’ zegt ze als ze ophangt.
Arno en ik maken het ons gemakkelijk op de rode leren bank, we nemen aan dat het de lange versie van vijf minuten zal worden. Wonderbaarlijk genoeg zwiert al heel snel de glazen deur open. Dan lijkt alles even in slow motion te gaan.
Een knappe man, met lichtgrijzende slapen en de uitstraling van George Clooney, waait de hal binnen. Hij draagt een bruinleren pilotenjack met stoere bontkraag en een strakke spijkerbroek. Als hij vriendelijk naar me lacht en me wenkt met hem mee te komen, hoor ik Arno achter me zachtjes ‘zooo, jij boft vandaag…’ sissen.
Het is koud in de behandelkamer, en de dokter blaast in zijn handen. Hij houdt zijn leren jas aan. Hij meet mijn bloeddruk, en doet er heel lang over. Eerst de ene arm, dan de andere, hoe hoog is uw bloeddruk normaal? Ik begin me ongerust te maken, en dan ritst hij gedecideerd de band van mijn arm en zegt: ‘We doen 80 om 120’.
Het klinkt een beetje alsof hij me een gunst bewijst.
‘Wat weegt u?
Ik noem mijn gewicht en hij lacht dat hij dat wel gelooft. Nog even een hartfilmpje, wat ook twee keer moet omdat ‘de printer raar doet’, en dan word ik naar de deur begeleid met het felbegeerde papiertje.
‘Il suo cuore è bene, uw hart is goed’, zegt hij nog even warm, terwijl hij licht mijn schouder aanraakt.
Er schuift geld over de balie en de dokter spoedt zich langs ons heen de deur weer uit. Als we ons door de kou de trap af haasten, op weg naar een warme koffiebar, houd ik mijn hart vast.
Garantie tot aan de deur.