Hoe ik mijn heimwee overwon

Als kind was ik het liefst thuis.

Ik wilde graag boerin worden, trouwen met een boer, want die gaan nooit van huis weg. En dan zo’n grote keuken met plavuizen vloer, met een dik perzisch tafelkleed en dat die boer dan een paar keer per dag de keuken in kwam en ‘honger!’ riep. Dan had ik een zelfgemaakte appeltaart of een andere lekkernij, die stond dan standaard af te koelen op het aanrecht. Met appelen uit eigen boomgaard.

Het werd een beetje anders.

Wereldvreemd

Het zal in 1970 zijn geweest, ik was een jaar of drie en mijn familie wilde uit eten. Mij lieten ze lekker slapen in de hotelkamer in het Zwarte Woud. Mijn moeder vertelt nog vaak over mijn gegil toen ik erachter dat ik bij de oppas moest blijven. Een vreemde vrouw in mijn vreemde hotelkamer! Ik was extreem bang van vreemde mensen en vreemde plekken.

De angst bleef me mijn hele jeugd achtervolgen. Tijdens het schoolkamp naar Lunteren had ik drie dagen buikpijn. Die keer in de vierde klas van de middelbare school dat ik op een uitwisseling was naar Parijs, hing ik de eerste dag al met gierende uithalen huilend in een telefooncel aan de telefoon met mijn mama.

Zelfs toen ik al studeerde. Ik werd door het uitzendbureau als Frau Antje naar Duitsland gestuurd, om in supermarkten kaas aan te prijzen. Het was prachtig weer, ik zat in een groen, heuvelachtig gebied met aardige, gastvrije mensen, in een schattig hotel met balkon en knisperende witte lakens. En ik zat al die tijd met een knoop in mijn maag, wachtend tot ik naar huis mocht.

En toen was ik het zat. Ik werd stewardess.

Wereldreiziger

De eerste tijd was een hel. Vijftien dagen lang, met vijftien vreemde mensen op reis. Geen kans op ontsnappen, ik kon pas terug als mijn vliegtuig weer ging. Telefoneren was duur en internet bestond nog niet. De treinrit naar Schiphol voelde elke reis weer alsof ik in een achtbaankarretje op weg was naar boven, machteloos wachtend op de verschrikkelijke val.

Tot ik mezelf op een dag, gierend van de lach, naast een collega-stewardess in diep donker Afrika vond, in de achterbak van een Jeep. Of met zes anderen in een hip busje langs de kust van Chili, reizend van strandhut naar strandhut. Of in de armen van een knappe, wildvreemde Argentijn, die me in een voor toeristen verborgen danstent ronddraaide en ronddraaide, terwijl de menigte ons luid toejoelde. Of gillend van de lach en doodsangst in een raft door de ‘Jaws of Death’ op een rivier in Vancouver. Dan stond ik weer champagne te nippen aan de zijde van een excentrieke miljonair, op een boot op de Bosporus. En, hoogtepunt der hoogtepunten, de samba te dansen op het carnaval in snikheet Rio.

Thuis

Het zit er nog steeds hoor, de heimwee. Het was er de eerste maand hier in Rome, elke nacht als de honden me wakker blaften. Badend van het zweet lag ik in het donker te staren. De angst voor het onbekende, de hang naar het vertrouwde. Het bekende, paniekerige gevoel in mijn maag. Maar ook nu vind ik mezelf, struinend door de steegjes van broeierig Rome en in het Italiaans biefstuk bestellend bij de slager in de supermercato. Suppend op een surfplank op een sprookjesachtig meer met meiden die ik amper een week ken. En met een wijntje in mijn hand, in een Italiaans wit designhuis. Kletsend met een vloekende Schot met wilde witte haren, luisterend naar een Fransman die hele gave Rometips heeft, en me verbazend over de verhalen van een ronde, blonde Russische operazangeres.

De echtgenoot werd een veelreizende piloot in plaats van een erfscharrelende boer. Maar hij is ontzettend graag thuis en dan bak ik appeltaarten en dek ik de tafel met een dik kleurig kleed. Ik kan al zonder brok in mijn keel Facetimen met mijn twee in Nederland achtergebleven kinderen en verzamel hen zo vaak mogelijk hier rond de gedekte tafel bij de olijfboom. Dan voel ik me zo’n echte, Italiaanse mama en alweer helemaal thuis.

Eigenlijk wilde ik dát vroeger wel worden: thuis in den vreemde.

Rome – het waarom

Bovenaan de steile heuvel kijkt de vrouw met het machinegeweer emotieloos naar de wachtende rij mensen. De zon schijnt hard op haar in legergroen gehulde, tengere figuur, maar ze ziet er koel uit.

Vóór haar stopt een zilveren Mercedes. Een man stapt uit. Hij draagt een zwart kostuum, een donkere zonnebril en heeft een oortje in. Hij gaat naast de vrouw staan en lijkt iets tegen zijn rechtermouw te zeggen. De Mercedes rijdt door, en een zwarte auto met getint glas rijdt voor. De chauffeur en zijn bijrijder stappen uit en openen elk de achterdeur aan hun kant. Een forse man in een donkerblauw pak en een schattig klein meisje stappen uit. Het zwaarbewaakte koppel wordt via een andere ingang naar binnen geloodst.


Onze rij schuift wat op, en Sophie en ik lopen wat stappen verder. Onze eigen bodyguard, een 52-jarige, zeer aantrekkelijke luchtmachtheld, is intussen opgewonden aan het speculeren over de identiteit van de kale man. Ik knik wat, en houd me ondertussen bezig met het bestuderen van de kleding van de vrouwen om me heen: men draagt voornamelijk lichte, elegante Audrey Hepburn-achtige jurkjes en grote opvallende Sophia Loren-achtige zonnebrillen. Ik maak een mentale notitie om morgen te gaan winkelen: when in Rome, do as the Romans.


Als we door de hekken en langs het prikkeldraad zijn geschuifeld, is het alsof we in een andere wereld zijn beland. We zijn op een grote, met palmbomen beplantte binnenplaats, die aan drie kanten omarmd wordt door een groot, statig gebouw. Het gebouw is geschilderd in de okergele kleur die Italiaanse gebouwen zo Italiaans maakt. Een grote, stenen trap leidt naar de ingang, waar jongens en meisjes in blauwe schooluniformen af en aan lopen.
We zijn op het Zweinstein van Rome.

Met een Latte Macchiato in ons hand, worden we door een leraar door de school geleid. We lopen door torenkamers, ziekenboegen en achterdeurtjes. Ze hebben hier afdelingen als Griffoendor en Huffelpuf, alleen heten ze hier Minerva, Juno, Vulcan en Apollo. Ze hebben hier magische vakken als Art and Design, English literature en creative writing. Ze spreken Engels en dragen blauwe polo’s en de kinderen op handen. We zien een soort juf Tops, met paarse haren en bloemetjespumps. Er is een eetzaal met overvloedige maaltijden en ijs op vrijdag.

Ik zwijmel weg bij de toespraak van Perkamentus, het schoolhoofd dat me betovert met zijn inspirerende speech. Er is uiteraard ook een Hij-Die-Niet-Genoemd-Mag-Worden, anders zou die vrouw bij de ingang geen rol in het verhaal hebben. De luchtmachtheld gokt dat het de Forse Man is.
 Aan het eind van de ochtend lopen we weer de heuvel af, uitgezwaaid door de imposante klokkentoren.

Ik heb geen bezemstelen gezien, maar ik durf er mijn nieuwe zonnebril op te verwedden dat dit een plek is waar ze kinderen leren vliegen.

Rome: het begin

De ouderwetse metalen afvalemmer in de voortuin  maakt een schel geluid als ik het vuilniszakje uit de keuken erin gooi, Het is donker en in de verte blaffen wat honden. De sterren zijn goed te zien vanaf dit stuk aarde, waar de verlichting wat schaarser is dan in de stad. Het is zo’n zwoele zomeravond waar je de hele herfst en winter en lente op wacht. Alle zomeravonden zijn hier zwoel. Ik loop op blote voeten, en om me heen scharrelt de hond, op zoek naar salamanders en ander kruipend gespuis.

Rome.

Alles is anders. De mensen praten snel en met veel A’s en E’s. In de supermarkt draaien ze voornamelijk Michael Jackson. Honden zijn hier als heilige koeien: ze mogen de Ikea en de pashokjes bij H&M in en blaffen vaak de hele nacht. Tussen 12 en 16 uur gaat alles dicht, vrouwen zijn hier slank en mannen macho’s. Gebouwen zijn slecht onderhouden, maar ook dan zijn ze nog beeldschoon. Groenten en fruit komen zo van het land en chips hebben ze alleen in naturelsmaak. En dan is er Nutella. Overal en altijd.

Of het goed met ons gaat? Ik geloof het wel. We zijn nog wat in shock, de verhuizing ijlt nog wat na. Twee kinderen uit huis, de derde mist hen echt en wij ook. De aardbeving niet gevoeld, al hebben we onze wereld wel behoorlijk door elkaar geschud. We genieten van de ruimte, de vrijheid, het avontuur, het anders. En verder laten we het maar gebeuren.

Alles is anders.