Koningsdag in Rome

De verzekeringsmevrouw belt: de koerier die de papieren voor de auto komt afleveren kan ons huis niet vinden. We voorzien haar van nog duidelijker instructies.
Grazie!’, zegt ze. ‘Ik geef het door! Laten we duimen dat ze nog niet aan het lunchen zijn.’
Dat zijn ze blijkbaar wel. De koeriers komen niet meer. Ik heb een visioen van Mario en Luigi die met een wijntje uit zitten te buiken achter hun pasta.
‘Ah, die Olandesi he? Nee, daar gaan we niet meer heen, geen zin meer, basta.Morgen misschien weer. Of overmorgen.’

En zo zitten we al dagen aan huis gekluisterd, terwijl de postbode ook al drie weken niet meer is geweest. Ik voel een onbedwingbare behoefte opborrelen om me vol te gaan proppen met Nederlandsheid. Me tegoed te doen aan een flinke dosis zakelijkheid, overgoten met daadkracht, afgemaakt met een toefje stiptheid. En ik weet ook waar ik het kan halen: de Koningsdagreceptie op de residentie van de Nederlandse ambassadeur.

De dresscode is ‘elegant with a touch of orange’ en terwijl ik de uitnodiging nalees belt Anna: zij en Maaike gaan ook. Anna heeft een kekke oranje blouse met tulpmotief gekocht in het dorp, en haar kennende weet ik dat-ie elegant is. Ik duik de verhuisdoos met oranje feestspullen op en kieper ‘m om. Voor me liggen plastic toeters, oranje clownspruiken, een nep-leren Heinekenjurk met een sexy decolleté en een bodysuit in de kleuren van de Nederlandse vlag. Ik twijfel. Dan besluit ik een bloemenmuts te slopen en prik een van de nep-tulpen op mijn witte jasje. Mijn prins speld ik er ook een op en zo stappen we elegant de auto in.

Bij de poort van de ambassadeurswoning worden we ontvangen door twee nette meisjes en onze naam staat keurig vermeld op de gastenlijst. De ambassadeur zelf staat met zijn vrouw en andere belangrijkheden strak opgelijnd. Het begint goed, mijn behoefte aan structuur geniet van al dit lekkers. We schudden handen en betreden daarna het feestelijk versierde landgoed.

Meteen stuiten we op een kluitje Nederlandse vrienden, de Heineken bierbar en een dienblad met bitterballen. We hadden het niet beter kunnen plannen. Na de toespraak van de gastheer zingen we het Wilhelmus, met de hand op het hart. Er zijn puntzakken patat, poffertjes en sateetjes met pindasaus. Iedereen staat geduldig in de drie rijen, en ondanks de drukte gaat alles heerlijk snel en soepel. De dames bij de sponsortenten van Rabobank en Philips glimlachen verleidelijk, ze stoppen ons cadeautjes toe en wij laten ons verwennen. We drinken goed en eten veel en ik denk aan remigratie.

Als we dan, knabbelend aan een Magnum-ijsje, teruglopen terug naar onze auto’s, voelt de avond zwoel en knikt de bewaker bij de poort ons glimlachend toe.
Buonasera’.
Zijn ogen stralen vriendelijkheid uit en hij staat daar zo heerlijk op zijn gemak te zijn. Ineens weet ik weer waarom deze mensen en dit land zo in mijn hart zitten. Een schuldgevoel over mjin oranje vreetbui overvalt me. Het is net als na een Big Mac-menu: ik vreet me vol en daarna heb ik altijd spijt.

Morgen eten we weer gewoon pasta.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *