Het is een komen en gaan, in ons Casa Paradiso.
Kinderen, familie, vrienden, ze stromen mijn logeerkamers binnen en zijn er slechts met moeite weer uit te jagen. De een zit de hele avond onder het afdak op de luie bank, luisterend naar muziek, genietend van een glas wijn en de vleugjes Jasmijn uit de struiken. Anderen willen de hele dag volleyballen, kaarten en badmintonnen op het met klavertjes bezaaide grasveld. Je hebt de Linda-lezers die de bedden bij het zwembad bezetten, de Ontdekkingsreizigers, die met belegde broodjes Rome intrekken en vol verhalen weer aanschuiven bij de avondkoffie en als klap op de vuurpijl zijn daar de Terras-hangers, waar we ellenlang mee barbecueën en over de zin van het leven praten.
Tussendoor hangen de witte lakens schoon te kraken in het warme briesje, draaien de badhanddoeken overuren in de droogtrommel en slaakt de koelkast een zucht van opluchting, verlost van de extra boodschappen. Het weer is zomers en de tuin ontploft. De granaatappelboom bloeit, de kersenboom heeft al zijn kersen gegeven en de vijgen hangen al een maand lang bijna rijp te zijn. Playing hard to get, I guess.
De vuilnis is al een paar weken niet opgehaald en de overvolle bakken langs de straat zijn een luilekkerland voor ratten en wilde zwijnen. De muggen hebben zich in stilte vermenigvuldigd en laten zich maar moeilijk van ons terras en uit de slaapkamers jagen. De mieren trekken op langs de muren en het is heet, het is droog en het is vies. Ik hou er zo van. Van het huis en van de stad die in een jaar tijd zo aan me gegroeid is.
Uren kan ik slenteren door de straatjes, langs de winkels en de terrassen, elke maand vergezeld door een andere geur. Vorige maand was het de Jasmijn, die overal en altijd was en deze maand is het de Oleander-lucht die met me meereist. In de bloembakken aan de balkons van de okergele huizen bloeit van alles, en alle bloemen worden mooier tegen de eeuwenoude muren van betoverend Rome.
Ik hou van de ochtend, waarin ik de openslaande deuren opengooi en de tuin met z’n palmbomen en olijfbomen me goedemorgen wenst. Ik hou van de middag, als mens en dier zich verstoppen voor de hitte en alleen de bomen onversaagd de wacht blijven houden. Ik hou van de avond, net voor de zon ondergaat, wandelend in de koele avondbries. Het geluid van de stemmen uit de tuinen, de pannen in de keukens, de spelende kinderen op het gras.
En ik hou van de mensen, met de vriendelijkheid in hun ogen. Hun leven-en-laten-leven-houding, hun oog voor de schoonheid in alles, hun weigering om korte broeken te dragen, hun liefde voor kinderen en dieren, hun onvermogen om te haasten, hun voorkeur om op de stoep te parkeren in plaats van in de parkeergarage, hun onoplettendheid op de weg, hun acceptatie van wat niet te veranderen is, hun lange lunches met wijn en pasta.
Ooit vertelde iemand me dat je op moet passen met wat je wenst, omdat als je hart eenmaal weet wat je het allerliefste wilt, je er onverbiddelijk op af koerst. Zo plakte ik jaren geleden plaatjes uit tijdschriften op een groot blad, plaatjes van mijn ideale leven. In het midden tekende ik een rood hart met een schrijfveer erdoorheen. Ergens in een hoek plakte ik mijn droomhuis en vreemd genoeg ook een detail van de Sixtijnse kapel. Ik droomde van een fijn familiehuis, met een boomgaard en een buitentafel die steeds gevuld was met mensen die me lief waren. Waar ik een rustige plek had om te schrijven en waarvandaan ik eindeloos op avontuur kon.
Het was ons Casa Paradiso. Het huis waar iedereen graag komt en waar wij voorlopig niet vandaan gaan.