Over mijn romance met de Zwembadfluisteraar

Ik rij nú met een plasje naar de zwembaddokter,’ app ik een vriendin.

Als echte Romeinen ontvluchten we in juli de hitte van Rome. We gooien een emmer chloor in het zwembad en hopen er het beste van. Als we na een maand terugkomen, is het buiten 42,5 graden en is het water dat ons moet afkoelen groen.

Bedachtzaam loopt mijn man, gewapend met een teststrip, naar de met Italiaans marmer versierde badrand. Hij wrijft over zijn stoppelbaard en stroopt dan zijn mouw op tot boven zijn elleboog, om vervolgens de teststrip in het moeras te dippen. Als hij hem er weer uithaalt, kreunt hij. Het is niet goed. De chloor- en zuurwaarden zijn totaal uit balans, wat betekent dat bacteriën en andere nare organismen vrij spel hebben. Ons bad is ziek.

Gelukkig is thuisdokter Arno voorbereid. Hij bracht een paardenmiddel mee uit Amerika: drie flessen shocktherapie voor zwembaden.
‘Over een paar uur, hooguit een dag, zal het water weer blauw zijn. Alles wat het water ziek maakt zal in één keer doodgaan,’ bezweert hij mij. ‘Morgen zwemmen we weer.’

Maar de ziekmakers sterven niet. Het water is geen water meer, het is een gemuteerd groen monster geworden. Een monster dat immuun is voor chloor. Ons zwembad is de waterige versie van de Hulk, gevaarlijk en nou ja, groen dus.

‘Het komt wel goed,’ zegt mijn man. ‘We moeten geduld hebben.’

Maar de volgende dag gaat hij op reis en laat mij achter met een hittegolf en een ziek zwembad. Ik heb niet zoveel geduld en doe wat ik als moeder al talloze malen gedaan heb: ik rij met een plasje in een potje naar de zwembaddokter, oftewel het plaatselijke tuincentrum. Zij weten vast wel wat er mis is.

‘En?’ vraagt de vriendin. ‘Wat zeiden ze?’
‘Het is erger dan we dachten,’ app ik terug. ‘De enige oplossing is een transfusie. De helft van het water moet eruit.’

En zo klim ik, thuisgekomen, in de bak van de installatie die het water rondpompt. Terwijl ik de zweetdruppels van mijn voorhoofd veeg en de muggen van me afsla, zet ik kleppen dicht en open, druk op hendels en draai aan schakelaars.

En zo stroomt het zwembad langzaam leeg.

Als de bak halfleeg is, zet ik het infuus aan. Uit drie slangen stroomt nieuw water de groene smurrie in. Het duurt een dag, en als mijn man weer thuis is, is het bad weer bijna vol en iets lichter groen.

De mouw van de Man wordt weer opgerold en de met lichtgouden krulletjes behaarde arm gaat het groene water weer in. Het is nog steeds niet best en mijn thuisdokter dient meer medicijnen toe: liters vloeibare chloor en ph-verhoger. Daarna loopt hij dagenlang met een bruin ontbloot bovenlijf van pomp naar bad, van filter naar tuinslang en borstelt met lange halen urenlang de bodem. Ik kijk vanaf het ligbed intens toe.

Het groen verdwijnt, maar het blijft een troebele zooi. Talloze testjes wijzen uit dat het chloor het niet houdt. De algen blijven winnen. We testen, balanceren, vullen water bij, legen weer en blijven verliezen.

Twaalf dagen verstrijken, tot ik het niet meer kan aanzien.

‘We gaan het niet redden!’ roep ik op een ochtend. ’We moeten specialistische hulp inschakelen!’ Wanhopig trek ik aan zijn sterke arm, in een poging een eind te maken aan deze waanzin.
‘NOOIT!’, roept hij terug. ‘We moeten volhouden!’
Mijn hart breekt als hij mij voor het eerst van zijn leven van zich afschudt. Dan kijkt hij me diep in de ogen, en het is alsof ik recht in zijn ziel kijk.
‘Heb vertrouwen.’ Zijn stem klinkt hees. ‘Het komt echt wel goed.’

En inderdaad, op een mooie ochtend zien we de tegels op de bodem weer.

We winnen. Het water wordt helder en het chloorpeil stijgt. We kunnen het bijna niet geloven, maar na twee weken is het eindelijk zover. We kunnen weer zwemmen. Van blijdschap trekt Arno me in zijn armen en ik snuif zijn mannelijke after shave op. Als de dag zijn einde nadert, dobberen we eindelijk weer naast elkaar in het koele water.

‘Shocktherapie is geen product, het is een proces,’ zegt mijn zwembadfluisteraar, sippend aan een koud biertje terwijl hij bedachtzaam voor zich uitstaart. ‘Je denkt dat er shit in het water zit, maar het is het water zelf dat moet veranderen.’
Ik heb geen idee waar hij het over heeft, maar hij zegt het zo mooi.
‘Zoiets als de transformatie van de Hulk?’
Hij kijkt me aan, met een broeierige blik, en fluistert: ‘Ja, baby. Zoiets als de Hulk.’

Ik duik het blauwe water in om af te koelen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *