Alles wordt donker. Dit is een ramp.
Wat voorafging
‘Volgens mij staat Mikki op klappen.’
‘Mam, zijn mijn kleren al droog?’
‘Kun je nog even die trui wassen?’
‘Mam, het is zaterdag, mag ik een taart bakken?’
De wasmachine draait een afscheidswasje, terwijl de droger de vorige was kofferklaar maakt. Ik doe de buitenlamp aan om de plassende hond bij te schijnen en precies op dat moment zet Sophie de oven aan om een taart te bakken. En dan gaat het licht uit.
‘Mam?’
Ik zoek de zwarte hond in het duister en de zaklamp in de gangkast. Na een rondje langs vijf stoppenkasten, verspreid over drie verdiepingen – binnen en buiten – trek ik de makkelijke conclusie dat het een Romedingetje is. Het zal zo wel weer opgelost worden. De kinderen hebben de kaarsen aangestoken, en als we knus bij kaars- en haardlicht zitten, zie ik het vrolijk verlichte huis van de buren. Geen Romedingetje dus.
De realiteit
Het is een storing in mijn eigen huis. De Man is net opgestegen naar Kuala Freaking Lumpur. Het is tien uur zaterdagavond. Het hek waar de auto morgenochtend om vier uur doorheen moet om twee kinderen op het vliegveld te droppen, is elektrisch.
We zitten gevangen, zonder hoop voor de toekomst.
Ik loop weer vier van de vijf stoppenkasten na, ditmaal gebruikmakend van mijn vingers om te checken of de schakelaars echt allemaal naar boven staan. Mijn gevoel is het enige zintuig, na mijn ogen, dat ik in deze situatie nog kan vertrouwen. Het is namelijk vrij onmogelijk om te horen of een schakelaar omhoog staat, en eraan likken is echt walgelijk en behoorlijk onzinnig. Ze staan allevier nog naar boven, dus moet ik naar de vijfde stoppenkast.
Deze is buiten, en aangezien er een reële mogelijkheid is dat een seriemoordenaar de elektrische bedrading heeft doorgeknipt en wacht tot we allemaal slapen om ons dan – ongehinderd door de alarminstallatie – één voor één de keel door te snijden, aarzel ik. En ga natuurlijk, want ik ben een pilotenvrouw dus stoer.
Alle schakelaars staan nog steeds goed. Ondertussen wordt het steeds kouder in huis en zitten alle kleren van de Nederlandgangers nat te zijn in de wastrommel. Ik ren nog drie van dezelfde stoppenkastrondjes voor ik een hulplijn inzet.
De redders
‘Ciao Angelique!’ De warme stem van Barbara, mijn favoriete Italiaanse, brengt me weer bij zinnen. Ze raadt me aan de Vigilanza te bellen, de beveiligingsdienst van onze woonwijk. Drie minuten later staat een man in uniform bij mijn hek en gaat op magische wijze het licht weer aan. Het probleem zat in een geheime stoppenkast in de tuinmuur, die hij wel en ik niet ken. Ik wil hem zoenen, maar hij is alweer in zijn auto gesprongen op weg naar een volgende heldendaad.
Wat dit mij leerde
Mannen in uniform zijn om te zoenen.
Als je aan elektrische zekeringen gaat likken zijn je stoppen doorgeslagen.
Nooit een taart bakken als je hond moet plassen.
Einde