Verdwaald in Nederland

Het is halfvijf ’s morgens, als ik mijn puber een kus op haar slapende hoofd geef. Ze schrikt op, mompelt ‘Koop appelflappenmix’ en trekt het dekbed weer over zich heen. De hond kijkt me meewarig aan vanuit haar warme mand.

Ik ga een weekend naar Nederland en ik ga alleen.

Koud

Het is fris in het vliegtuig, en ik houd de hele weg mijn jas aan. De koude boterham met kaas helpt om mijn lege maag te vullen, maar verwarmen doet-ie me niet. Op Schiphol stap ik op de trein, met rugzak en rolkoffer. Er hangt een bui in de lucht en, zo zag ik tijdens de daling, twee lagen wolken tussen mij en de zon. Als ik een half uur later in het centrum uitstap, zie ik een Starbucks. Verkleumd tot op het bot en verleid door de posters van Kaneelchoco en Speculaaslatte, bestel ik een koffie. In het Nederlands.

‘Een medium latte graag!’ Het komt heerlijk vloeiend mijn mond uit, mijn moedertaal.
‘Would that be all?’
Even ben ik in de war. Zie ik er niet meer Nederlands uit?
‘Nee hoor, dat is het.’ Ik spreek extra duidelijk deze keer.
‘Okay, that will be three euro and ninety five cents.’
Ik ben verbijsterd en duw net iets te hard mijn pinpas in het apparaat.
Ze geeft me de koffie.
‘Dank je wel,’ zeg ik nijdig. Ze kijkt me verontschuldigend aan en ik denk aan een complot.

Met in de ene hand een latte en en in de andere een ratelende rolkoffer en een telefoon, ploeter ik door naar de kapper, die ik op goed geluk geboekt heb. Hij zit mooi op de route naar mijn volgende bestemming. Helaas doet google maps raar, en ik zie dat ik al vijf minuten lang 200 meter van de kapperszaak af ben. Een bouwvakker kruist mijn pad en hij ziet er erg Amsterdams uit.

‘Kunt u me vertellen waar de Reguliersdwarsstraat is?’
Hij maakt een afwerend gebaar met zijn handen. ‘Sorry, no english.’
What the hell. Dit begint creepy te worden. Ik weet ondertussen voor vijfennegentig procent zeker dat ik Nederlands spreek.
‘IK SPREEK NEDERLANDS!’
De arme man deinst achteruit. Het Starbuckstrauma eist zijn tol.
‘No, no english.’, zegt hij angstig. Het is duidelijk dat ik onverstaanbaar ben. Ik ben een alien in mijn eigen land.

Ik ga even op een stoepje zitten, en puzzel uit wat er verkeerd is gegaan met de navigatie. Een paar minuten later ben ik op de goede weg, en al snel bereik ik mijn adres. Het blijkt een troosteloos vervallen zaak te zijn. Er hangt een bordje met ‘closed’ op de deur.

De moed zakt me in the shoes.