NIEUWE RUBRIEK: Dikke Tip van Mik de Hond

Ik heb een fobie. Tenminste, zo noemen mijn baasjes het. Die blonde is kootsj ofzo en houdt van dat soort woorden. Die grijze praat die blonde gewoon na.

Anyway,

Ik loop dus niet op gladde vloeren. Ik ben gekke Henkie niet. Voor je het weet glij je uit en dat doet op mijn leeftijd hartstikke zeer aan je poten.

En aangezien die grijze en die blonde veel reizen, logeer ik vaak bij die kleine. Die al dat eten op de grond heeft liggen in die mini-kamer. Maar die vloer is ook spekglad.

Daar loop ik dus niet op.

Daarom neem ik altijd mijn antislipmatten mee. Ik heb er twee. De blonde levert me standaard af met die antislipmatten, met m’n kingsize mand en met m’n logeertas. Dat is een heel gesjouw.

En dat interesseert me vrij weinig.

Want (en hier komt m’n tip): als ik niet krijg wat ik wil houd ik gewoon mijn poten stijf. Ik zet geen stap. Geen slipmat? Dan doe ik geen logeerpartijtje en heeft die blonde dus geen reisje naar Meggico.

Jammer zeg. 

Dus lieve mensen, de moraal van dit verhaal: stuur brokken (ik hou ook van eierkoeken).

Hoe om te gaan met een bijna-leeg nest

Als onze zoon op zijn achttiende in Amerika gaat studeren, valt een droom voor mij aan diggelen. Een klein droompje hoor, niks dramatisch. Maar ik verheugde me er zo op, op het studentenmoeder spelen.

Dat ze doordeweeks lekker hun eigen ding doen, op zo’n stinkende studentenkamer. Met veel bier in de avond en met patat als ontbijt. En dat ze dan op vrijdag vol verhalen en doodmoe bij je binnenvallen, een tas vol was in de hoek smijtend, terwijl ze ‘IK HEB HONGER’ roepen. En dat je dan een warme appeltaart in de oven hebt en ze voedt met gezonde maaltijden en ontbijt op bed.

Maar hij vliegt dus niet zomaar uit, hij vliegt achtentachtig miljoen duizend kilometer ver uit.

Verdomme.

Na een jaar komt hij weer in Nederland studeren en krijg ik een tweede kans. Delft is maar 88 kilometer ver weg, dus ik begin alvast met goudreinetten schillen.

Helaas krijg ik ook deze keer niet wat ik bestelde. Hij heeft het enorm naar zijn zin op zijn naar waspoeder geurende studentenkamer en ik ben geen concurrentie voor zijn belachelijk inspirerende kamergenoten. De weekendbezoeken worden bekort tot bezoekjes van een uur of twee, waarna weer ergens een barbecue, bierpongborrel of miniconcert wacht. Kleren wassen kan hij prima zelf en met die bierinname valt het ook reuze mee. Ze eten zelfs broccoli bij het avondeten. Uitslovers.

Van een belangrijk levensdoel beroofd, op de rand van een post-zorgdepressie, emigreer ik. En mijn man en jongste dochter gaan ook mee. Ons middelste schatje is intussen ook rijp voor het studentenleven en ik vind het zelf een goed idee om haar in Rome te laten studeren. Op kamers bij het Colosseum en dan in het weekend bij ons aan het zwembad bijkomen. Kapotmoe en hongerig natuurlijk en dat ik haar dan voer met pizza di Mama.

En ook dit kind weigert mijn dromen te verwezenlijken. Ze blijft in Nederland, en ik beland in een ware zorgcrisis.

Maar. Zoals altijd loopt het natuurlijk weer helemaal anders. Die pakken Koopmans Appeltaartmix gaan gewoon mee in de handbagage. En, niet geheel onlogisch, hebben het zwembad, de zon en ons heerlijke huis een onweerstaanbare aantrekkingskracht op de arme studenten. Uiteindelijk komen ze nu veel vaker dan ik ooit had durven hopen.

Deze vrijdag bak ik dus weer fluitend Amerikaanse pancakes voor mijn twee oudsten, die lekker uit liggen te slapen van een drukke week in hun studentenstad. Buiten hangt de was van mijn dochter, die gewoon haar hele wasmand in haar koffer kieperde. Ik kan haar wel zoenen.

Ik kook pannen vol pasta met verse groenten, we kijken onder een dekentje naar Netflix, gaan uit eten in Rome, houden onze traditionele zaterdagavond filmborrelavond en rijden elkaar schreeuwend overhoop op de kartbaan. Het is supergezellig, ze blijven het hele lange weekend en de appeltaart gaat schoon op.

Het enige minpuntje is het afscheid.

Ik weet dat ze het redden, ik weet dat het goed is zo. Maar toch heb ik het elke keer als ze door die schuifdeuren van de vertrekhal lopen, als ik hun achterkant met rugzak zie verdwijnen: het gevoel dat mijn hart uit mijn lijf gescheurd wordt.

Niks dramatisch hoor, het is mijn hart maar. En gelukkig heb ik nóg een kind thuis, dat ook vaak brak is, heel erg van appeltaart houdt en maar 8 kilometer verderop op school zit.

Die knuffel ik daarom maar driedubbel hard, en geniet extra van de bergen was die ze produceert. Want voor je het weet is zij ook 88 miljoen duizend kilometer ver weg.

Verdomme.

Snuffelbezoek

Vanaf de benedenverdieping klinkt een oorlogskreet, er wordt flink gevochten bij Mario Bros Super Smash. Het huis ruikt naar aftershave en deo. Drie paar jongensschoenen staan naast de schoenenmand, overal liggen opladers van telefoons en het voedsel is niet aan te slepen. Lars is hier, met neef Steef en vriend Iggy.

Ik glimlach en pak mijn tuinschaartje. Buiten is het knisperend weer, met blauwe lucht en net warm genoeg om zonder jas te zijn. Ik stap op een trapje en knip de citroenen uit de boom. Ze zijn eindelijk geel, na maandenlang voor limoen te hebben gespeeld. Zo vaak heb ik aan ze getwijfeld, gedacht dat ze nooit zouden rijpen. En nu pluk ik de vruchten en verbaas ik me over de bedwelmend zoete geur, telkens weer als ik er één losknip. Ik kan niet stoppen met aan ze te snuffelen.

Dat ze hun hele schooltijd zouden blijven huilen als ik ze in de klas achterliet. Dat ze voor altijd dat speentje zouden houden. Dat ze nooit door zouden slapen. Dat deze griep nooit over zou gaan. Dat de eerste kus nooit zou komen. Dat die opstandige puber nooit meer lief tegen me zou doen.

Het schreeuwen en de Mario-geluiden stoppen. Ze gaan op eigen houtje douchen, pakken de huispuber bij haar lurven en stappen met z’n vieren op de trein. Vandaag staat het Vaticaan op het programma. ’s Avonds treffen we ze op de Piazza Navona, om met z’n allen een hapje te eten. Ze hebben een roos voor me gekocht en ik smelt. Tijdens het eten kijk ik naar ze en geloof nog steeds mijn ogen niet. Wat een geweldige kerels. Stuk voor stuk.

En als ze dan zelf hebben ingecheckt, zelf hun tassen hebben ingepakt, op eigen initiatief de logeerkamers netjes hebben achtergelaten, en uit de auto stappen om hun eigen zaakjes weer te gaan regelen in hun eigen huizen, omarm ik ze nog een keer. Ik ruik de zoete geur van schone, sterke jongens en moet mezelf dwingen niet even te snuffelen.

Sterk spul hoor, die citroenen.