Italiaans gedachtenlezen

De man vóór mij stopt voor de zesde keer zijn pasje in de pinautomaat.
‘Nee’, zegt de kassière op vriendelijke toon, ‘het lukt niet’.
De wanhoop op het gezicht van de man is pijnlijk om te zien en ik voel met hem mee. We hebben allemaal weleens een rij supermarktbezoekers opgehouden omdat er iets mis ging met onze betaling.

Ik wacht geduldig af. Omdat ik nog steeds niet heel vaardig ben in mijn Italiaans, oefen ik alvast mijn conversatie met de kassa-mevrouw. Zeg ik buongiorno of buona sera? Het keerpunt ligt hier in Rome op het middaguur, dus ik kijk voor de zekerheid op mijn horloge.

Als ik weer opkijk vang ik de afkeurende blik van de vrouw.

Nee!, wil ik roepen, ik wil je niet haasten. Ik ben juist heel geduldig, ik begrijp het, ik voel met jullie mee!. Ik keek juist naar de tijd omdat ik een goede Italiaanse ingeburgerde wil zijn!

De man rekent contant af en ik zeg netjes buongiorno. Maar aan het gezicht van de kassière te zien heeft ze haar mening over mij al gevormd.

Denk ik.

En dat is stom, want niemand kan gedachtenlezen.

Waarom ik bang ben voor de ochtend

‘Als ik morgen opsta laat ik honderd procent zeker het alarm afgaan,’ zeg ik.

Gelaten kijk ik mijn dochter aan. Ze zucht, kent me al langer en weet dat het waar is. Ik ben zo vaak vergeten het alarm eraf te halen voor ik de buitendeur open doe. Dan pakt ze me bij mijn schouders.

‘Luister mam. Leg een voorwerp neer op een rare plek. Hang daar een sterke gedachte aan, zoals ‘haal het alarm eraf’. Als je morgen wakker wordt en je ziet dat voorwerp, zal je er weer aan denken.’

Terug van weggeweest
We zijn weer thuis. Na een vakantie van vijf weken in Nederland en Amerika, zijn we weer neergestreken in Rome. Vijf weken van moeiteloos uit mijn woorden komen, begrepen worden. En ik maak me nu al druk om morgenochtend. Dat ik het alarm er vergeet af te halen en dat ik dan de vigilanza moet bellen, dat het vals alarm was. Want dan moet ik namelijk mijn huisnummer zeggen, 55b2, oftewel cinquantacinquebiedue.

En daar zit een klein traumaatje.

Picture this:
Met zeven Nederlandse vrouwen in een gehuurde bus. Ik, al een jaar in Rome wonend, en de anderen die bij me logeren. We zijn gezellig de stad in geweest, voor een drankje en een lange wandeling.

Als onze Bob door de slagbomen van mijn wooncomplex wil rijden, herkent de bewaking de huurauto niet. Wat we komen doen? Vol bravoure draai ik mijn raampje open en als de man mij niet schijnt te herkennen gooi ik ter identificatie mijn huisnummer eruit.

Cenqintocaque, eh, canqientocinque, eh, conquanticenque..HÈ SHIT!
De andere zes vrouwen liggen al onder de stoelen van het lachen.
‘Haha An, gaat lekker!’
Met een rood hoofd ga ik stug verder.
Cinque..can..cenquate..mijn god. I LIVE HERE!’

De meiden gillen het uit. De jonge man lacht mee, geeft ons een plattegrond van het park en begint rustig uit te leggen hoe ik naar mijn eigen huis moet rijden.

Met de moed der wanhoop gooi ik er nog uit dat ik hier woon. ‘Habito qui!’

Het komt niet meer aan. Een combinatie van de slappe lach, een slechte uitspraak en een Italiaan die het allemaal te leuk vindt, maakt dat we uiteindelijk toch de volledige routebeschrijving én een bonusknipoog krijgen.

Het hele verdere weekend pesten ze me ermee.

Ochtend
De wekker gaat en ik rol mijn bed uit. Mikki moet eten, even koffie zetten, het is vandaag niet zo warm in huis. Zou het chloor de algen in het zwembad al hebben opgegeten? Ik zoek het testsetje, vind het op een rare plek en gooi de deur naar het terras open.

WIEOEWIEOEWIEOEWIEOEWIEOEWIEOE

Ik weet dat mijn dochter boven met haar ogen rolt en toets het nummer van de vigilanza in.
 
‘Buongiorno!’
‘Buongiorno, false alarme, canquintoconquebadua.’
‘Prego.’

Ook zij kennen me al.

Spraakverwarring

Ik rij op de Via Cassia als mijn telefoon gaat.

Op het scherm staat dat het Sylvia is, de mevrouw die onze auto op Italiaanse kentekenplaten aan het zetten is. En ze spreekt geen woord Engels. En ik nog steeds zeer weinig Italiaans.

Even overweeg ik om niet op te nemen. Maar ik rij in een huurauto omdat we niet meer in onze eigen auto mogen rijden, dus het is zaak dat die mevrouw voortmaakt. En Arno zit ergens in het verre, verre Oosten. Negeren is dus geen optie.

Pronto!

Zo neem ik op. Heel cool en heel Italiaans. Ik kan het ook heel goed uitspreken, net als grazie’, arriverderci en va bene. De valkuil is echter, dat men, omdat ik deze basiswoorden zo onwerkelijk goed uitspreek, denkt dat ik de taal machtig ben. Terwijl ik die totaal onmachtig ben. Ik ben verbaal hulpeloos, als een baby die wil eten en alleen ‘wèèèè’ kan zeggen.

Sylvia weet gelukkig dat ik Nietaliaans spreek. Ze praat tegen me alsof ik doof ben.
‘Jouw auto naar keuren. Jij op vrijdag naar garage. Jij Arno zeggen hij naar mij komt op donderdag. Vier uur.’
Ik zoek naarstig naar het woord voor ‘waarom’: por que, pourquoi, why, warum, ze liggen allemaal gedienstig klaar op mijn tong. Maar het goeie zit er niet bij. Ik ken zoveel talen en ben toch zo stom.

Dus ik zeg maar si, hang op met een voortreffelijk uitgesproken ciao en realiseer me dat Arno pas op vrijdag thuiskomt. Nu heb ik een afspraak voor hem gemaakt op een dag dat hij er niet is, terwijl ik geen idee heb waarom hij er moet zijn.
‘Gaat lekker mam,’ zegt mijn dochter droog. Ik haal mijn schouders op. De zon schijnt en er zijn heel veel talen die ik wel goed spreek.

Het is gewoon de schuld van al die leuke niet-Italianen die hier wonen. Die Nederlandse en Ierse expats waar ik mee hang en carpool. Die leuke KLM-collega’s waar we zo gezellig in ons moerstaal mee borrelen en dineren. Italiaanse B en C die zo goed Engels spreken en alles voor ons vertalen. Al dat bezoek uit Nederland waar ik natuurlijk ontzettend veel Nederlands mee moet kletsen.

Gelukkig heb ik Lucia. Mijn yogalerares spreekt geen woord over de grens. En ze praat heel veel, veel meer dan ze oefeningen doet. Daarom spreek ik nu een aardig woordje Spiritaliaans. Ik weet de woorden voor ontspannen, in- en uitademen, loslaten, balans, zweven, hart, rustig en stil. En dat zijn eigenlijk alle dingen die ik hier kwam zoeken. Oh en ‘vazjína’, dat zegt ze ook heel vaak tijdens de ontspanningsoefeningen. Dat vind ik dan wel weer een beetje ongemakkelijk.

Ik ga gewoon aanstaande donderdag naar Sylvia en leg heel ontspannen uit dat ik in mijn hart weet dat ik de Italiaanse cultuur meer moet gaan inademen, maar dat ze het misschien moet loslaten. Dat Arno ergens volkomen in balans boven de oceaan zweeft, dus even niet hier en nu is. En dat ik een vazjína heb dus geen verstand van garages. Da’s ook altijd een fijn smoesje.

En dan is alles weer heerlijk ultimo tranquilo. Toch?