Op een dag wordt Karel Haan
plots wakker in een waas.
In zijn haremkippenren
ziet hij slechts wat wazig hen
en vaag wat kippengaas
Varrdamme, zegt de Karel luid,
het wordt nu echt te veel.
Eerst gaven ze m’n kin een lel,
toen kreeg ik vies goor kippenvel,
nu moet ik aan de bril.
Was hij ooit de voorste man
luidruchtig, knap en wild,
een onweerstaanbaar kippenboutje,
de scharreldroom van menig vrouwtje,
nu lijkt hij uitgespeeld.
Maar Karel, onze kloeke held
is macho doch ook zen.
Dus roept hij naar zijn hele kliek
‘Mijn lichaam, hoewel magnifiek,
dat is niet wat ik ben!’
Liek Besselaar – 2020