Ze komen overdag. Met vrachtwagens, en soms ook te voet. Ze komen als je denkt dat ze je huis overslaan en altijd als je niet kijkt. Soms laten ze iets liggen: een halve uitgeperste citroen of een stuk van een blauwe envelop. Stille slachtoffers van een snelle transactie, uitgevoerd door Onzichtbaren. Het zijn altijd mannen. En de fluistering in de wandelgangen is dat de mafia erachter zit.
In onze tuinmuur zit een nis, ter grootte van een kofferbak. We noemen het de vuile nis. De binnenkant is behangen met een smerige koek van ondefinieerbare vuilresten, want het is de ruimte waar ik mijn afval in achterlaat. De deurtjes zijn van vergrijsd staal, een kleur waar hedendaagse interieurontwerpers van likkebaarden. In dit geval waarschijnlijk met de neus dichtgeknepen.
Het is een slim systeem: aan de tuinkant van het hok zit een deurtje en aan de straatkant zit ook een deurtje. Zo kan ik er aan mijn kant van de muur een zak afval in zetten en kan de vuilnisman hem er aan de andere kant uithalen.
Die vuilnisdienst is niet mijn vriend. Toen we hier pas woonden, volgde ik braaf het schema dat aan de binnenkant van het keukenkastje hing. Maandag plastic, dinsdag papier, woensdag restafval, donderdag organisch. Maar niets werd opgehaald en de temperatuur liep soms op tot 38 graden. Zo kon het gebeuren dat de kippenpoten van twee weken geleden op het stalen deurtje klopten: ‘Tok tok, mag ik eruit?’
Als echte Hollander zoek ik naar redenen: is het vakantie, is het schema veranderd, moet ik het deurtje open laten staan, wordt dit systeem niet meer gebruikt, is er een staking, is het een complot, moet ik steekpenningen betalen, heb ik de verkeerde vuilniszakken, ben ik gek, zijn Romeinen gek, zet ik het te vroeg buiten, moet ik het zelf naar de stort brengen, is iedereen dood en weten wij het nog niet?
Tot de dag dat er iets in de brievenbus zit. Dat is een wonder op zich, want de postbode is ook chronisch afwezig. Het is een kleurige folder, gedrukt op dik glimmend papier: een plattegrond van ons park, met vuilophaaldata en zelfs precieze ophaaltijden. Ik lach door mijn tranen heen, wat een opluchting!
Ik spuit de wanden van de vuile nis schoon, als symbool voor een frisse start. Ik verzamel mijn plastic, restjes, papier, glas, metaal en durf zelfs de kippenpoten weer in het hok te laten. En het werkt! Als een goed geolied team werken we samen nu, de vuilnisman en ik. Ik zet op schematijd de zakken in het hok en de Onzichtbare haalt ze er ergens op de dag weer uit. Alles klopt en mijn Nederlandse hart zingt.
Helaas duurt het niet lang. De mafia schijnt dwars te liggen. Het ophaalschema hangt nog steeds aan mijn koelkast, maar is compleet losgelaten door het afvalbedrijf. Ik besef dat als ik mentaal gezond wil blijven, ik er ook speels mee om moet leren gaan. Dus als er staat: woensdag plastic van 9.00 – 12.00 uur, dan zet ik op vrijdagmiddag het papier in de nis, waar het waarschijnlijk op maandagavond zelfstandig uit zal weglopen.
” t Zijn de kleine dingen die het doen,’ zongen Saskia en Serge al. En echt, als je me ziet huppelen als mijn vuile nis per ongeluk een keer leeg is, dan snap je dat dat waar is.